Term | Betekenis |
---|---|
'oliekoek |
oliekoek(e) oliebol: m.m. W. (omg. Mdb.; Osb.; Srk.; Ok.; Wkp.); Z.B. (Gs.; Kn.); T.; Sch.-D.; Z.V.W. (Bks.; Cz.; Sdk.; Bvt.); L.v.Ax. (Nz.; Ax.); L.v.H.; G.; Ofl. (Mdh.; Smd.; Dl.); 't Is gêên ooljekoeke waerd: niets waard Gdr.; als scheldnm.: joe olie-(oolje-)koeke: jij stommeling: m.m. geg. d. Otl.; Ax.; Gdr. Opm.: ook oliebolle komt voor.
|
'oliekruke | oliekruke 1. lett. kruik voor olie of petroleum; aldus zeld. geh.
|
'olielamp |
olielamp(e) 1. olielamp brandend op patentolie: geheel veroud.; in bet. petroleumlamp nog wel gebr. d. ouderen.
|
'oliepitje |
oliepitje ouderw. nachtlichtje (met drijvertje) Z.eil.; Z.V.W. (Bks.; Cz.; Gde.; Rtc.); L.v.Ax.; G. (Gdr.); Ofl.
|