Zeeuws woordenboek

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
achterbêênen

de achterbêênen (van de kruusliene): achterstukken van het kruisleidsel: Sch.-D.

achterbord

achterbord (achterladder) schot waarmee de achterkant v. d. wagen wordt afgesloten achterschot: W.; Phi.; Sch.-D. (Rns. Ow.; Bns.); Z.V.W. (Gde.; Atm.;); L.v.A.; L.v.H.; Hlt.
Zie:
achterschof;
schot'ekken;
schotladder.
Aant. Volg. Atm. te onderscheiden: achterbord v. e. gierwagen achterschof v. andere karren.
Zie:
Illustratie

 

 

 

 

 

achterbot

achterbot b.h. knikkeren: het raken van de tegenpartij na terugkaatsing bv. tegen een muur: L.v.Ax. (Ax.); Cg.; de slag is in dit geval voor wie roept: achterbot 't miene: Ax.; achterbot is mijn: Cg.

achterdam

achterdam gang achter het vee in de stal: Z.V.W. (Cz.; Bks.; Obg.; Atm.).