Zeeuws woordenboek

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
dalk

dalk tobber sukkel: T. (Tln.; Ovm.); G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.; Ogp.; Azn.); in 't bz. afkeurend: nietsdoener vent van niks: a. bov.; ook dwaas zot: Gdr. Aant. meer dwalk: Gdr. Mdh.

dalke

dalke(n) verveeld zitten doen: Sch. (Srd.); vooral: ronddalke(n): vervelend doelloos heen en weer lopen: G. (Odp.); Ofl. (Mdh.; Smt.; Azn.); dwalke(n): Hie dwalkt mar over de straete: loopt doelloos over straat: Gdr.; Mdh.

synoniem(en) - dalken
damme

damme(n) afdammen: W. (omg. Mdb.; Osb.); Z.B. (Wolf.); in 't bz. m. vloedplanken beveiligen: Z.B. (Hkz.); Sch.D. (Dsr.; Rns.; Bh.; Nwk.); Ofl. (Odt.).
Zie:
sponne(n).

synoniem(en) - dammen
dammegat

dammegat (open) doorgang v. d. weg n. d. hofstee weide bouwland over e. dam: W. (Rtm.; Njoos.); Z.B. (Wde.; Wmd.); Sch. (Bwh.; Dsr.; Ekz.); Z.V.W.; L.v.Ax.; L.v.H.; Hlt.
Zie:
baengat;
dampit;
sloe:.