Term | Betekenis |
---|---|
feitel | 'n feitel een servet van fijn linnen: W. (Njoos.; Dob.); Z.B. (ler.); Sch. (Zr.); Ofl. (Ogp.); een morsdoek voor zuigelingen: W. (omg. Mdb.; Njoos.; Kod.; Dob.); Z.B. (Ier.; Wmd.); N.B. (Wsk.); T. (Tln.; Ovm.); Sch. (Zr.; Kwv.); feiteldoek: morsdoek voor zuigelingen: W. (omg. Mdb.; Njoos.; Kod.; Dob.); Z.B. (Ier.); N.B. (Wsk.); T. (TIn.); Sch. (Zr.; Kwv.). |
fekke | fekke koepens: Sch. (No.: ook varkensmaag); G. (Gdr.). |
femielje | fe(r)mielje familie: Z.eil.; G.; Ofl. (Ogp.); famielie: W. (Wkp.); Z.V.W.; L.v.Ax.; familie: L.v.H.; Hlt.; le is nae femielie: behoort tot de naaste familie; 't is in de varte femielje: 't is verre familie enz. Zie onder: eigen. |
fermeselje | fermeselje vermicelli: geg. d. W.; Z.B.; T. (Anl.; Mtd.); Sch.-D. (Serk.; Srd.; Bh.; Otl.; Nwk.; Bns.); Z.V.W.; L.v.Ax. (Ax.); G.; oa. (Mdh.; Smd.). |