gabbere(n) 1. alles b. elk schrapen: zeld.: geg. d. Z.B. (Ndp.; Ktk.; Ier.); Z.V.W. (Obg.); gulzig eten: Ktg. Zie: grobbe(n). 2. babbelen: Z.B. (Stek.) thans nog geg.d. Bsl. Zie: klassinêêren; klavettere(n); reutele(n).