Zeeuws woordenboek

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
'ochenrôôd

ochenrôôd morgenrood: geg. d. W. (Ztl.; Mlk.); zegsw.: Ochenrôôd is 'n druppel op 't ôôd; Zlt.

'ochenschorte

ochen(d)schorte werkschort (effen blauw katoen): W. (Njoos.; Osb.; Srk.; Ok.); Z.B.; T. (Anl.; Mtd.; Po.); Sch.-D. (Srd.; Dsr.; Hsd.; Bwh.; Nwk.; Bns.); G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.; Smd.); Z.V.W. (Bvt.); ook morgenschorte gewoon.
Zie:
boezelschorte
en onder
drollegoed.

synoniem(en) - 'ochendschorte
'ochtendschof

't ochten(d)schof(t) 1) de eerste werkperiode (op het land) des ochtends van vier à zes tot acht à negen uur: m.m. Z.eil.; L.v. Ax.; G.
Zie:
morgenschof.
1) plaats. vormen zie:
ochend
en
schof(t).

synoniem(en) -  ochtendschof  ochtendschoft
'odeklonje

odeklonje eau de cologne kent tal van verbasteringen; thans Alg. doch neologisme.
Zie:
lodderein.