Woordenboek supplement

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
baomesrund

een tegenwerkend per­soon, ZVW.

baongast

scharrelaar; iemand die nu eens met dit, dan weer met dat aan de kost komt, geg. d. Ax. Aant.: vgl. baonstrooper,  WZD 59a.

baontje

't, verharde of betegelde plaats achter het huis, Nvt. Aant. Nvt en Sls: ook de plaats waar de klompen bleven staan, want met klompen liep men niet binnen in huis. Zie: achteruut d'n

baotje

in de uitdr.: op je baotje krie­ ge(n): een pak slaag krijgen: W (Osb); T (Tln); SchD. Zie: troefelienge; puggel.