Term | Betekenis |
---|---|
deu'doender | doorzetter, ZVW; LvA. |
deu'roöker | , een witte stenen pijp, waarbij een figuurtje verscheen op de pijpenkop (bijv. een scheepje) als de pijp een tijdje was gebruikt, Nvt. |
deu'schiet'n |
|
deu(r)gost | lett. doorgrast, in de uitdr.: goed deu(r)goste beuter, boter: (goede) grasboter: W (Vwp); ZB (Kpl; Kwd); zvw. |