Term | Betekenis |
---|---|
laoien | in de uitdr.: die is bange dat ie 'tin de uitdr.: die is bange dat ie 'tin twee kêê nie kan laoien: gezegd wanneer iemand zijn/haar bord erg volschept: geg. d. Sis. Me waor'n gelaoi'nas 'n ezel toen me nao de Brakman goegen zwemmen: we waren zwaarbepakt/beladen toen we naar de Braakmangingen om te zwemmen: Bvt. Zie:lae(n); laeje(n) WZD p. 518b. Vgl.:waoispaon |
lap-over-zalf | smeersel (een soortsmeersel (een soortgroene olie) gebruikt tegen het verzêêren (afschaven van de huid) bij paarden,ZB (Kwd). Aant.: Veronderstelling(N. Bakker): "kajepoetolie".Samenstelling niet achterhaald, wel deoorsprong van de naam: LAPOVERwas de familienaam van de moeder vande handelaar in dit middel: JANPOORTVLIET, die er tot ca. 1922 meeleurde. In dit verband noemt Kn lajepoetolieals middel tegen spierpijn, zerekeel en kiespijn. Vgl. verzêêre(ri) WZD1061. |
lapje | volkstuintje, geg. d. Ndp; Nwn:volkstuintje, geg. d. Ndp; Nwn:akker. Vgl.: hof; tuuntje. Zie: lappe |
lapper | drinkebroer, geg. d. Hkt; Kwdrinkebroer, geg. d. Hkt; KwAant.: Zie: lappe(n) WZD p. 527b Vgl.:papper; likker; plakker; pimpelneuze;töeteraer; zuper; zuuplorre; prins;zuuplap; pimpelaor; gemeente. |