Term | Betekenis |
---|---|
ribbels | tandvlees, SchD (Zr). Vgl.: kubbels. Zie: ribbel WZD p. 780b. |
riebezeme |
op een stoel zitten draaien, geg. d. Col. Zie: rieë(n), wan tewever. Vgl.: toppen'out; 'orrel; wip medooze; rufeltute; romelaer; wip konte;remelteste; wemel'out (2); wemelkonte; wemelspil. |
rieë | in de uitdr.: je zit te rieën as'n 'and op 'n olve deure: gezegd van iemand die ongedurig is.: T (Ani). Vgl.: toppen' out; 'orrel; wipmedooze; rufel tute; romelaer; wipkonte; remelteste; wemel'out (2); wemelkonte; wemelspil. |
riefken |
in de uitdr.: van riejken naar roujken: van het kastje naar de muur: ZVO-zd (Wdo). |