Term | Betekenis |
---|---|
winter |
winter, in de uitdr.: een open winter: een winter zonder vorst: geg. d. Wolf. |
winter'ure |
periode (voor het huren van knechts) lopende van Sint Maarten (11 november) bij protestanten, en van looidag (Sint Elooi: 1 december) bij katholieken) tot 'alf kortemaand (half februari), ZVW. |
wintermul | door de vorst rul geworden grond, Z.eil. Vgl.: zeumermul. |
wip-, wupstaertje |
kwikstaart, geg. d. Kg; T; Phi; SchD. |