Term | Betekenis |
---|---|
wipkonte | iemand die niet stil kan zit ten, geg. d. Dl; Nvt: wupkonte. Vgl.: toppen'out; 'orrel; wipmedooze; rufel tute; romelaer; remelteste; wemel'out (2); wemelkonte; wemelspil. |
wip-, wupstaertje |
kwikstaart, geg. d. Kg; T; Phi; SchD. |
wintermul | door de vorst rul geworden grond, Z.eil. Vgl.: zeumermul. |
winter'ure |
periode (voor het huren van knechts) lopende van Sint Maarten (11 november) bij protestanten, en van looidag (Sint Elooi: 1 december) bij katholieken) tot 'alf kortemaand (half februari), ZVW. |