Term | Betekenis |
---|---|
achap |
'n achap aochap een gulzigaard een hebzuchtig mens: L.v.Ax.; overig. zeld.: W. (Rtm.); Ofl. (Ogp.).
|
abbelegaosie |
abbelegaosie obbelegaosie |
abbelêêre(n) | 1. redeneren verhandelen: Z.eil.1) ; G.; Ofl.; (Bto). |
A-B-borretje | 'n A-B-borretje 1. plankje m. alfabet beplakt en bedekt m. hoornen plaatje waarvan de kinderen het abc leerden (oud); het woord is blijven leven in een rijmpje waarvan de beginregels luiden:
|