Term | Betekenis |
---|---|
'oesttied | |
'oestschote | d''oestschote het St.-Jansschot der bomen: zeld. geg. d. Z.V.W. (Bvt.); L.v.Ax. (Ax.). st.-Janslof st.-Jansschote. |
'oestermes | oestermes werktuig om de jonge oesters af te steken van de gekalkte dakpannen waarop ze zich op de oesterpercelen hebben vastgezet. Ze worden daarna op andere percelen voor verdere groei uitgezet: gebruikelijk onder de oesterkwekers Z.B.; T.; Sch.-D. De oestermessen zijn van verschillend formaat. |
'oestere | oestere(n) oesters verzamelen op e. oesterperceel: Z.B. (Ktg.; ler.; Kn.; Wmd.); D. (Ow.); meer in 't alg.: in de oesterkweek of -handel zijn: Kn. |